"A Bird Came Down the Walk" door Emily Dickinson is een gedicht dat de korte ontmoeting tussen de verteller en een vogel beschrijft.
Het gedicht begint met de verteller die een vogel opmerkt die van het trottoir afkomt. De vogel snijdt een worm in twee stukken en eet het op. De vogel drinkt dan water van de dauw op het gras en beweegt zich terloops uit de weg van een tegemoetkomende kever. De vogel wordt dan bang; zijn ogen en hoofd bewegen snel. De verteller biedt de vogel behoedzaam een kruimeltje, maar de vogel opent gewoon zijn vleugels en, sierlijker dan een boot die door water beweegt of een vlinder die door de lucht vliegt, vliegt de vogel weg.